Hee
ouwe gluiperd
wat de geestesgaven betreft
wil ik u niet in het onzekere laten
ruil die vuile troep toch in
voor een mobiel fabrikaat
Blinde hond met je geile ouders
frunnik je een weg door het leven
door het beleven het benemen het vergeven
waar we zoëven nog verbleven
(zoals
het gras groeit langs de dijken
dacht ome Willem)
een likkebaardend vestje
een absoluut mokempachterje
(met z’n ikbendesponsor punt nl op het kraagie)
sigaartje ?
rookt zijn vibrator ruikmachine aan de oorlel
ruksnor nieuwsgierig blaarknetter plomp
gromt
hij zwembad
neukletter festijn
(jij voorkomt dat ik in mijn dromen braak)
Nee
de GROTE huiszoeking
was in de grot der groten
gisteren wordt vandaag
en op jouw paardje zal ik hem spelden
stinkende
smikkel
fleppende ronkrot
hinkende gaarsleutel erkererg ruimappel
stop je neus in de reukmap
procureur geneslaak
prikklok de beuker
En
nog later :
vergeten waarden onder het raam van een marginaal
sideraal frontaal proviteur
wereldrecht proestte hij de kop ;
“ erop, eronder, wahmakkuttut...’
dwarrelende wansmaak in herfstlandschap
“ jij met je ruige vleesbriljanten”
we werden gewoon moe
we zaten zat aan het tafelblad
roeiden wat afgravingen rond
en ontblootten de verdroetsspier met vrees (1)
nu riep hij de roede (2)
dan heft hij aan aarsnat nog wat (3)
(maar de grootste daarvan is de liefde)
“Oh”,
blaft de hut,
‘ Deze negorij is toch van watt gegeven ?, laak de leverkou
dan in
de protsgootjes en lik het spesem...”
is dat een dreigement pap ?
anders zal ik wijken.
nu niet dan anders wel
staan blijven handen omhoog
rufte hij het hoofddeksel met minachtende
verplaatsbaarheid naar onvoorziene
laagte
“ lief, dien nu de poep op”
“ wah ?”
“ ofjestrontlust ?”
" torren bedoel je?"