Een zoektocht naar Improvisatie, Improviseren en Een Ding
Om Voor Te Leven.
Over Armand VanDam, Jaromir Vadevklá en Klaus Unterhaltung
Het dilemma; wat heeft ‘t toch voor zin om al die huizenhoge
podia te beklimmen om daar met z’n allen de nieuwe kleren
van de keizer uit te gaan vinden in de vorm van ‘vrije’ improvisatiemuziek
(aka. ‘piepknor’, ‘ongestructureerde teringherrie’, ‘noise’, ‘egomasturbatie’,
etc.) als de enige lui die ermee weg komen Fred Frith, Otomo
Yoshihide of Han Bennink heten ? Met andere woorden; wat moeten
we met de geluidskeutels van al die mindere goden die ‘t
ook wel best vinden om een moppie te spelen zonder dat daar ellenlange
inspannende repetities aan vooraf gaan (en met extra bonus nog ‘t
feit dat ze eindelijk KUNSTENAARs bent geworden)?
De andere mogelijkheid is dat het bij improvisatiemuziek (die
in groepsverband wordt uitgeoefend) niet om de genialiteit van
de musici gaat maar om ‘t samenspel. Zo lust ik er nog
wel een paar. (‘t Nederlands Elftal bijvoorbeeld) Toch
blijken er hele volkstammen (nou ja) improvisatorici te bestaan
die hun hele leven niet veel anders doen dan dag in dag uit hetzelfde
hobbelige impro karrespoor berijden en daar zelfs een identiteit
aan ontlenen. En ik ken zulke lui natuurlijk ook van ‘t
Rotterdamse, bijvoorbeeld de oude jazzbunkerscene die ooit met
freejazz begon (precies op tijd) vervolgens naar punkjazz evolueerde,
mede dankzij het floreren van de toenmalige Rdamse punkscene
(veel te vroeg) en zelfs de eerste lui waren die ik met een computer
op ‘t toneel zag belanden (prehistorische vroeg). Bekend
zijn ze er nooit mee geworden en nog altijd doen ze niet meer
dan gemiddeld zo’n 5 optredens per jaar maar ‘t is
wel duidelijk dat de muziek die ze maken meer is dan ‘n
soort hobby, meer is dan ‘effe uitleve na ‘n zware
dag op kantoor’. De muziek is hun leven en al zijn er maar
drie mensen te vinden die er naar willen luisteren, so be it.
De muziek is hun leven en de improvisatie is hun spiritualiteit.
Met die gedachte in ‘t voorhoofd ben ik op zoek gegaan
naar soortgelijke geesten; individuen die hun (improvisatie)
muziek maken zonder dat er vraag naar is, zonder dat er van noemenswaardig ‘succes’ sprake
is. Die zoektocht bracht me naar een FransBelgisch café in
Soignies, een Tjechisch zomerfestival in Sumava en een Rheinlandse
Improvisatie Séance in Neuss. Die zoektocht deed me kennismaken
met Armand VanDam, Jaromir Vadevklá en Klaus Unterhaltung.
1. Armand VanDam
Ik zit in een Belgische kroeg aan een tafeltje met twee onaantrekkelijke
mannen van onbepaalde leeftijd over allerlei diepgaande en
indringende dingen te praten, ergens in mijn achterhoofd dopplert ‘t
van ; ‘Izz dittut nouw, Izz dittut nouw, Izz dittut nouw…’ en
het gesprek ontwikkelt zich van kwaad tot erger, van platitude
tot banaliteit tot de zoveelste open deur intrappen en het
ergste van alles is dat ik er midden in zit, er aan mee doet
en misschien zelf wel de grootste onzin spui.
Het onderwerp is ‘improvisatiemuziek’ maar ‘t
had net zo goed ‘punkrock’ kunnen zijn of ‘Punk
Rock’ of ‘Jazz Is Dood’.
“
Waarom zou je ‘vrije’ muziek spelen als je nooit
vrij zal zijn?”
“
Je moet vrij ook niet zo letterlijk nemen, tis meer een vrije
vertaling van het woord ‘willekeurig’…”
“
Dus improvisatie is eigenlijk doelloos?”
“
Natuurlijk, anders zou het niet ‘vrij’ zijn…”
“
Hee Armand ?”
‘
Ja?”
“
We spelen nu 23 jaar samen…wat is de volgende stap?”
“
24 jaren samenspelen!” en Armand hinnekt ‘t uit.
“Waar ben je dan ? ik zoek je maar ik vindt je niet…waar
ben je dan, ik hoor je maar ik zie je niet…” De man
die mij voorgesteld is als ‘Armand’ blijft enigzins
in eenzelfde groef hangen. Daarnet sprongen zijn ogen nog uit
de kassen toen ie op z’n trompet blies. Ik strompel samen
met hem de TL-verlichte kroeg uit waar zijn zurige vrienden nog
wat staan na te praten. Mijn oren suizen van ‘t veel te
harde concert. Ik heb de sleutel van Arno’s huis (Arno
zit zelf in St Petersburg) en zoek mijn weg langs de natte lege
gure straten van het onoogelijke stadje Soignies, dat ergens
onder de rook van Brussel ligt. Ze spreken er frans en je kan
er een broodje patat krijgen. Armand drukt zwaar op mijn schouder
, ruikt naar oud mannenzweet (of was ‘t oude mannnenzweet?)
en zanikt onafgebroken door.
Armand is de buurman van Arno die mij op hem attent heeft gemaakt.
Het concert was onderdeel van een deal met de plaatselijke patatboer
die ook nog een kroegje heeft. Ik weet niet precies hoe het zit
(ik luister ook nooit als men mij iets vertelt), Armand levert
aardappelen of schilt ze of doet de afwas. In ieder geval mag
hij eens in ‘t jaar met een door hem samengestelde groep
optreden en omdat hij niet de juiste muziek maakt voor Fritkotten,
moet ‘t maar in de kroeg gebeuren.
Armand is een dikke man die zijn vettige parkajas meestentijds
aanhoudt; of ‘t nou koud is of warm, of ie nou binnen is
of buiten. Z’n groep op die avond bestaat uit een drummer
met een probleem op de 4e tel (de eerste drie tellen gaan vloeiend,
organisch bijna, maar tijdens de vierde tel gebeurt er iets onverklaarbaars
dat deze tragische tel een stuk langer maakt dan zijn 3 maatgenoten
-niet te veel 4/4 spelen zou ik dan zeggen. Maar helaas…),
een blinde bassiste en een Ed De Goey-type op een enorm keyboard-rack
met een drietal DX 7’s met daarnaast een toren met compressoren
en effect apparatuur. Armand blaast een soort floebertrompet,
afgewisseld met de beste flardenzang die ik in jaren gehoord
heb. De keyboardist zet niet veel anders dan een soort strings-noise
achtige sound aan, en fade die uit als een nummer op z’n
laatste benen loopt. De bassiste speelt amechtige jazz patronen,
die me door hun onbeholpenheid eigenlijk zeer goed bevallen -als
dit soort dingen door virtuozen wordt gespeeld ga je over je
nek
“
Gij zijt Ookee” prevelt Armand als we aangekomen zijn, “ komt
U nog verder voor een pintje ?” Natuurlijk.
De kamer van Armand is tot de nok volgestouwd met rotzooi, vooral
oude tijdschriften en kranten. Het pintje bestaat uit een fles
oude jenever.
Ik krijg een gebarsten kopje in de verkleumde knuisten gedrukt,
dat tot de rand wordt volgeschonken. Het drankje bevalt me wel.
“
Villiers…tis oude hè…” zegt Armand.
“
Tsja “ zeg ik, wat wilde ik ook alweer weten over vrije
improvisatiemuziek? denk ik.
2. Jaromir Vadevklá
Ik was tamelijk vervelend dronken. Dat gebeurt me niet vaak (hoop
ik) maar ‘t was onze tweede dag in Tjechië, en ik
had voor ‘t eerst in lange tijd weer eens van de Fernet
mogen snoepen. Jaromir Vadevklá had net als tussenact
op ‘t ‘Sumava Rocks’ festival een onaangekondigd
optreden gegeven en hoewel ik nog nooit van hem gehoord had
was hij precies de persoon die ik zocht. Zijn (solo) set bestond
uit een energieke maar taaie drumsolo (stijl; De Muppets Ontmoeten
Paul Lovens Op Een Winderige Dag) die hij afsloot met wat geblaas
op een halve sopraan sax. Het publiek dat in grote getalen
aanwezig was reageerde op hem als op een regenbui; “tuttut,
wat een regen, effe schuilen en wachten tot ‘t weer over
is”. Hij was blijkbaar een bekend gezicht in de regio,
geduld maar niet geliefd. Jaromir stemde schoorvoetend in met
een interview. Ik kocht een paar halve liters en we zetten
ons op de houten banken tussen de festivalgangers.
“
Als ik ergens een hekel aan heb dan is ‘t wel aan journalisten
die dingen vragen als ‘hoe zou je je muziek omschrijven?…’
“
Alsof jij ooit door een journalist ondervraagd zou zijn…”
“
Wat ben jij dan ?”
“
Ik ben een suffe hobbyist die voor een kutblaadje schrijft en
in z’n vakantie obscure weirdo’s interviewt omdat
de gedachte dat ik al die ouwe troep die in de Reiseführer
staat zou moeten gaan bekijken me onpasselijk maakt…”
Het was even stil.
“
Let’s have another drink…” zegt Jaromir Vadevklá, “ first
question please…”
“
Hoe zou je je muziek omschrijven?…” zei ik.
“
Free Impressionism “
“
Goh “ gaapte ik.
Jaromir werd een beetje boos. Hij stootte z’n bierglas
om en gaf me een draai om m’n oren. Het was me niet duidelijk
of dit gerichte agressiviteit was of een onbeholpen toeval.
“
Sorry “ zei Jaromir, “ heb je weleens van het syndroom
van Gilles De la Tourette gehoord?”
“
Heb je dat ?”
“
Nee, maar het had gekund…”
“
Ik ken een Tasmaanse gitarist die het heeft en ‘t in z’n
spel incorporeert…”
“
En maakt ‘t em beter?”
“
Ik heb hem nooit zonder met z’n Tourette gehoord…”
“
…?” (blik vol onbegrip)
“
Hij maakt vrije improvisatie muziek…”
“
Yeah…”
“
Wat is ‘t verschil tussen vrij impressionisme en vrije
improvisatie ?”
“
Let’s have another drink…” zei Jaromir Vadevklá, “ next
question please…”
“
Wat is ‘t verschil tussen vrij impressionisme en vrije
improvisatie ?”
“
next question please…”
“
Wat is ‘t verschil tussen vrij impressionisme en vrije
improvisatie ?”
Jaromir zuchtte diep.
“
OK, maar dan is ‘t ook je laatste vraag…”
“
OK “ zei ik.
“
OK “ zei hij weer.
“
OK “ zei ik weer.
“
Vrije improvisatie is als het ledigen van je darmen…terwijl
Vrij Impressionisme is als een keuze maken uit een rijkelijk
bedeelde dis om die keuze vervolgens in het volle bewustzijn
en zorgvuldig te consumeren…”
‘
Aha, dus na Free Impressionism komt Vrije Improvisatie ?”
Jaromir Vadevklá stond op, brak m’n neus (dat is
minder erg dan ‘t klinkt, een mooie breuk, een beetje bloeduitstortingen,
een weekje met zo’n kapje erover, en klaar) en verliet
het festivalterrein.
3. Klaus Unterhaltung
Neuss, een stad in het Ruhrgebied. Zomer 2003. Zwei Männer
Am FluB. Ze praten.
“
Maar wat is dan het doel van het doen van concessies tegenover
de smaak van het publiek?”
“
De smaak van het publiek is omgekeerd evenredig aan de overtuiging
van de muzikant om het talent te hebben een mooi stukje improvisatiemuziek
te kunnen neerzetten zonder dat de oren daarvan gaan klapperen…”
“
Wiens oren ?”
“
Juist!”
Ik was al niet zoveel verder gekomen met m’n twee vorige
ontmoetingen in het kader van dit artikel -als je een gebroken
neus en de ergste kater sinds 1995 niet meerekent- maar de bullshit
waar Klaus ‘Unterhaltung’ me mee overstelpt in het
eerste uur van onze kennismaking is meer dan ik verdragen kan.
Stel je voor; een klugscheisserige Duitse Hippie van een jaar
of 35 die alleen maar een soort zen onzin verkondigt in zinnen
die in hun eigen staart bijten -en dan is mijn Nederlandse vertaling
daar nog een zeer liberaal vervoermiddel voor.
“
Nee Lukas, smaak is niet meer dan een aangeleerd gegeven dat
je nooit in de bek mag kijken, maar waarvoor de coördinaten
bepaald zijn door het gebrek aan stabilisatorren tijdens het
stabiliseren van de smaak tijdens periodes van onzekerheid of
ontvankelijkheid voor percepties, zo daar zijn; de jeugd, de
dronkenschap of de drugroes…met andere woorden, smaak is
kiezen voor een niet zelf verkozen keuze…”
“
Aha “ zeg ik.
“
Maar bedenk wel, dat wat ik vandaag speel, niet alleen van mij
is maar eigenlijk een neerslag is van wat iedere generatie vòòr
mij heeft verzonnen…niet dat het uitgesloten is dat ik
daar een kleinigheid aan toevoeg…maar ik geloof heilig
in de improviserend muzikant als medium, als doorgeefluik tussen
verleden en toekomst…”
Een grote kamer in een ‘cultureel centrum’. Veel
plakkaten aan de muur met werbung voor kook & djembee workshops
en taalcursussen. Twintig stoelen die naar een laag podium kijken
waarop een zware tafel staan. Vanaf de tafelpoten lopen er draden
naar een geluidsinstallatie die naast het podium staat opgesteld.
Ik ga zitten. Er is nog niemand. Unterhaltung (is dat je echte
naam ? had ik gevraagd. Natuurlijk, je denkt toch niet dat ik
zoiets verzin, had ie geantwoord) heeft zich ter concentratie
teruggetrokken. Langzaam druppelen er wat mensen binnen. Bij
zeven stokt de teller. Er is geen bar of DJ. Het is doodstil.
Een uur na het aangekondigde tijdstip komt Unterhaltung de zaal
binnen en gaat achter de tafel zitten.
De lichten gaan uit en er komt een mannetje binnen dat achter
de mengtafel plaatsneemt. Een lichte ruis geeft aan dat de installatie
is aangezet. Unterhaltung kijkt strak voor zich uit en verroert
zich niet. Minutenlang zitten we daar met z’n negenen.
Zeven lui die naar een mannetje op het podium staren, een technicus
die naar zijn knoppen staart en een musicus (?) die naar een
punt boven de hoofden van de mensen die hem aanstaren staart.
De eerste klap van de tafel was een duidelijk gevolg van Unterhaltung’s
knie die tegen het tafelblad stoot. Dankzij de vette reverb rommelt
het nog een minuut na. Als het weer doodstil is lispelt Unterhaltung
in een soort pianissimo crescendo;
“
ik voel een aanwezigheid…ik voel een aanwezigheid…ik
voel een aanwezigheid…”
Op dat moment verheft de tafel zich van de vloer. Er komt allerlei
gekraak en gepiep uit de speakers, alsof iemand een radiozender
zoekt. Ik kijk onder de tafel of Unterhaltung de tafel op z’n
knieën heeft genomen maar hij zit gewoon op z’n stoel
en ik zie dat er ruimte is tussen de tafel en z’n knieën.
Het geruis en gekraak wordt luider en er zijn vage stemvlagen
te horen. Plotseling geeft Unterhaltung een enorme klap op de
tafel en het meubelstuk zakt weer naar de grond terwijl het geluid
langzaam uitsterft.
Unterhaltung staat op en buigt -maar niemand klapt- en verlaat
het vertrek. Het hele ‘optreden’ heeft zo’n
13 minuten geduurd, inclusief zwijgend afwachten tot er iets
gebeurt.
Op weg naar buiten kom ik hem nog tegen.
“
Vond je ‘t wat?”
“
Schön hoor “ zeg ik, “ dus dat was jammen met ‘t
voorgeslacht ?”
“
Improviseren, jammen vindt ik een beetje respectloos klinken…”
“
Daar heb jij weer gelijk in…”
Ik stap in mijn auto en rij weg. Naar Rotterdam, want daar woon
ik.
|