(ik was een varkentjeswasser)
Natuurlijk had ik niks tegen de familie Sauter, maar de baas zei dat ze dood moesten. Persoonlijk had ik echt niks tegen ze, nog steeds niet, eigenlijk, zelfs al hebben ze me tamelijk grof uitgescholden toen ik ze langzaam verdronk(orders van hogerhand, zelf had ik ze wel een nekschot gegund).
En toen de heer Balach dood moest (hij mocht wel een nekschot, de geluksvogel) heb ik zelfs wel een traantje geplengd. Arme man. Het laatste wat hij in deze wereld zag was dat m'n maten de tepels van zijn vrouw afzaagden met een aardappelschilmesje. Ik was bijna blij (voor hem) dat ik de trekker kon overhalen.
Tja, en het grote bloedblad in de dorpskerk ? Het is waar dat ik met de meeste van deze mensen opgegroeid ben en dat ik ze mijn hele leven gekend heb, maar als puntje bij paaltje komt sta ik aan deze zijde, en zij aan gene (excuseer me het grapje). In ieder geval weet ik zeker dat iedereen ervan overtuigd was dat het niet persoonlijk bedoeld was. Ik heb een aantal van hen (ik weet niet zeker of ze me wel herkenden want ze waren heel erg met hun eigen ellende en doodsangst bezig -niet dat ik ze dat verwijt). nog verontschuldigend toegegrijnst. Zo van ; even goede vrienden, nu zijn jullie ‘t, de volgende keer wij.