IBW
H E T I B W I N S P A N J E
Bunuel es el hombre
mas bonito del mundo,
el mas guapo,
el hombre del mundo mas mas
bonito
el
hombre del mundo Bunuel.
Y su hermana
Conchita
Conchito
conchituli
maandag 5 oktober 1998.
Gisteren was het werelddierendag. De brug staat open. De
brug op weg naar Eindhoven op weg naar Zaragoza. Waarom
is het Instituut Voor Betaalbare Waanzin, en wat ? “...Op
het moment dat je gaat denken, waar gaat dit eigenlijk
over ?, daar gaat het over...” (een kenner). Ik kraak
mijn voorbumper (mercedes 208diesel, bouwjaar 1991 verlengd
verhoogd) en we rijden de hele nacht door.
dinsdag 6 oktober 1998.
Sommige dagen breng je door met verplaatsen. Verplaatsen
is een toestand van uitgesteld-zijn. Je bent er niet want
voortdurend elders. Je hebt alleen iets gemeen met je medereizigers.
Het er-willen-zijn-maar-er-nog-niet-zijn-maar-voortdurend-op-het-punt-zijn-bereid-te-zijn-er-te-zijn.
Het lijkt op zappen.
In de avond komen we aan. Zaragoza. We mogen Pedro’s
huisje niet in want het kind slaapt en het huisje is erg
klein. In de kroeg wachten we op Pedro F. Bericat die tot
elf uur bezig is met ledikantverpakkingen, ergens op een
troosteloos industrieterrein buiten Zaragoza (stel ik me
zo voor). Pedro is ,helaas voor hem, een integer kunstenaar.
Hij maakt onverkoopbare spullen (onzichtbare wasafdrukken
op sigarendoosjes) en musiceert met transistorradio’s
en vibrators. Gelukkig wordt hij alom gerespecteerd en
bezocht door lui als Rudi Fuchs die hem dan uitnodigen
voor allerlei symposia en tralala. Op de meeste invitaties
kan Pedro echter niet ingaan omdat hij ledikanten moet
inpakken. Nu komt hij terug van zijn werk en het is s’avonds
laat en we zitten tapas te eten en bier te drinken en naar
het mooie jonge meisje achter de bar te staren.
“
Je zou bijna weer van dunne vrouwen gaan houden” zeg
ik tegen Mari. Mari is het er niet helemaal mee eens. Esthetisch
misschien wel, maar niet qua gevoel. En hij maakt een gebaar
alsof hij iets groots en machtigs in de hand heeft.
Pedro brengt ons naar de ruimte waar we gedurende het weekje
dat we hier zijn overnachten. Het is een soort zelfbouw-theatertje
in een voormalig koetshuis, niet ver van de Arena. Alles
is heel provisorisch verbouwd, met een japanse entree met
veel riet en bamboe -want er oefent ook een japanse boogschuttersvereniging-
en daarachter de zaal die naar kattenpis stinkt, en een
lek dak en een soort dansvloer van buitengewoon krakkemikkig
gehalte . Er zijn gordijnen met duizenden knijpers. We
trekken ze dicht en slapen op de vloer.
woensdag 7 oktober 1998.
Het kroegje heet El Pajarcico. Overal hangen gedroogde
hammen. Ik kan de geur (nog) niet thuisbrengen maar ze
is heel doordringend. De baas heet Eduardo Burgoz Asensio
en hij schrijft boeken. Als je vier keer komt eten krijg
je er een. Vaste klanten hebben waarschijnlijk de hele
bibliotheek. Aan de muren hangen stierengevechtposters
en stierengevechtknipsels en hier en daar een verschrompeld
stierenoor. De arena is aan het einde van de straat. We
gaan maar meteen naar het stierenvechten want het is toch
vlakbij en waarom zou je eigenlijk niet naar het stierenvechten
gaan als je (in mijn geval) voor het eerst in Spanje bent
? We hebben de goedkoopste plaatsen (1800 pst) , op de
tweede ring van het kleine stadionnetje (of zijn alle arena’s
zo klein ? -ik weet er niets van). Iedereen rookt sigaren.
Bij goedkeuring worden de witte zakdoekjes te voorschijn
gehaald. Bij afkeuring vallen er ijzige stiltes of klinkt
er lauw boegeroep. Na een paar gevechten krijg ik wel een
beetje door waar het om gaat. De stier wint het nooit,
dat is snel duidelijk. Het lukt hem zelfs niet om ook maar
iets of iemand een zere knie te bezorgen. Het is eigenlijk
gewoon de bedoeling dat de stier veel pijn lijdt en dapper
sterft. En dat de matador hem sierlijk ontwijkt en dito
doodt. Verder doen er ook nog allerlei lui mee die de stier
moeten uitputten of een beetje met hem spelen. Het meest
amechtige zijn de piccadors, een tweetal gaucho-achtige
banenpoolers die op suffe paarden zitten en wachten totdat
de stier hen aanvalt. Ze planten een lans in zijn rug en
wachten vervolgens tot de stier boos en/of teleurgesteld
afdruipt. Einde karwei. De flank van het paard en de benen
van de piccadors zijn dusdanig gepantserd dat de stier
weinig kans maakt om hen te verwonden. Vroeger was dat
anders, toen reet de stier wel bijna iedere keer de buik
van het paard open. Dan moest de paardenbuikendichtnaaier
(nu een uitgestorven beroep) er aan te pas komen om de
paardenbuik weer dicht te naaien. Er zit wel een soort
dogmatische poezie in dit onrechtvaardige schouwspel. “Het
is geen tenniswedstrijd” zou Dick zeggen. Het meest
wrede moment komt nadat de matador zijn zwaard tussen de
schouderbladen van de stier geplant heeft. Iedereen weet
dat de stier nu dood is, alleen de stier schijnt het niet
te beseffen. Het bloed spuit uit zijn neusgaten maar de
stier heeft nog een eeuwig ogenblik de lichaamstaal van
; alles onder controle, dit is MIJN arena... Dan valt hij
.
Na afloop eten we gefrituurde deegslierten met suiker.
Cual
Cuanto
cualqui calquiera
Porque
hay mira
hay oye
hay hay...que hay ?
donderdag 8 oktober 1998
De wijnproeverij. Oude mannetjes zitten urenlang te kauwen
op een half ei en drinken wijn uit een schenkkannetje
dat ze in hun mond laten plassen. De vloer is van beton,
glad gesleten door generaties van schuifelende wijndrinkersvoeten.
In het midden van de ruimte staan de wijnvaten. Daarachter
wordt de wijn verkocht die men meeneemt. Wij zitten in
het cafégedeelte en drinken de enige wijn die
men hier schenkt. “Heerlijk” vinden allen.
Aan mij is het niet besteed. Te rozijnig.
Op het grote plein tussen de twee kathedralen van Zaragoza
spelen zich festiviteiten af. Traditionele muzikanten uit
de streek (Aragon) zingen ‘jota’s’. In
Aragon zijn ze het best want daar klinken ze het meest
als geiten. Vooral 1 vrouw heeft een stem die door merg
en been gaat, als remblokken waar al het rubber van afgesleten
is.
Vrijdag 9 oktober 1998
We gaan naar Remolinos, een plaatsje op zo’n 30 km
van Zaragoza. Het doel is tweeledig ; de plek bekijken
waar we morgen optreden en de zoutmijnen bezichtigen.
Gines Cillero, een klein mannetje met bril en sik en José,
een grote man met platvoeten en simpele blik, staan ons
op te wachten bij de entree van het dorp. Het is niet helemaal
duidelijk of ze speciaal op ons wachten of daar altijd
staan. Gines is een dorpsintellektueel die een zelf bekostigd
boek heeft gepubliceerd ; ‘Transmission Wan’ -een
visionair schrijfsel over de controle van de aarde door
buitenaardsen die met ons spelen alsof we een computerspel
zijn. Gines is de zoon van een miljonair. Papa werd rijk
omdat hij dankzij oom Franco de enige in de streek was
die de bezittingen van onteigende communisten mocht doorverkopen
na de burgeroorlog.
José en Gines brengen ons na allerlei verwikkelingen
en omwegen (heel knap in een dorpje van 200 huizen) naar
het kroegje van David, de persoon die ook de feestzaal
van het dorp bezit en ter onzer beschikking heeft gesteld.
Het schaars verlichte kamertje aan het nauwe straatje naar
de kerk is duidelijk het culturele middelpunt van Remolinos.
Een zelf in elkaar geknutseld postertje vertelt ons dat
er een ‘expositie’ van Escher te bekijken valt.
En inderdaad, op de schrootjeswand rechts van de bar zijn
een twintigtal ansichten met Escher’s grootste hits
opgeprikt. We drinken wat en er wordt druk gepraat en ik
versta er niets van want ik spreek nog steeds geen spaans,
zelfs niet na drie dagen. De eerste spanjaard die meer
dan 20 woorden engels spreekt moet ik nog tegenkomen. Dan
gaat het hele gezelschap weer weg, de bus in ,langs het
kerkje dat vier muurschilderingen van Goya bezit, naar
de zoutmijn een kilometer buiten het dorp. Remolinos ligt
precies aan de rand van de Ebro-vallei. Die rand is duidelijk
herkenbaar aan het feit dat hij zo’n 50 meter oprijst
boven het tamelijk vlakke land van de vallei. Daarachter
begint de woestenij. In de rand kijken oude rotswoningen
over de vallei uit. We gaan ze bekijken. Ze zijn wel wat
stoffig. De laatste werd zo’n 50 jaar geleden door
zijn bewoners verlaten. Ik hou van zulke plekken. Van de
zomer was ik op een zeer noordelijk stukje land in Noorwegen
, Nordskyn, en daar vond ik in een verlaten plaatsje aan
de Barentszee, Steinvåg, eenzelfde desolaatheid in
de vervagende resten van menselijke aanwezigheid. En vervagende
resten van menselijke aanwezigheid, dat is mijn hobby.
Bij de zoutmijn wacht een mannetje ons op. Dick mag met
hem en Gines in de auto omdat hij spaans spreekt. De rest
moet hen maar volgen in de bus. De weg slingert zich voorbij
een aantal raffinaderij-achtige installaties omhoog langs
de rand en eroverheen door een decor-achtig landschap van
kleine canons, donkere gaten, steenhopen en grillige bergjes.
Opeens komt er een scherpe bocht naar links gevolgd door
een afdaling naar een zwart, gapend gat in de grond. De
mijn is breed genoeg voor een vierbaanssnelweg. De hoogte
is ongeveer 5 meter. De gangen zijn in ordelijke parallelle
rechthoeken gegraven. In een uithoek staat een machine
zout te boren. We stoppen ,stappen uit en beginnen als
rechtgeaarde toeristen alles te filmen en te fotograferen.
De lucht is dik van de dieseldampen en eigenlijk valt er
niets te zien. We stappen maar weer in en rijden verder
door de onafzienbare gangen van de mijn. Er valt eigenlijk
weinig te beleven.. Het stinkt naar diesel, het is donker
en er zijn hier en daar wat mannetjes aan het werk. Gines
weet de gids zo te bewerken dat deze een boormachine naar
een hoekje dirigeert om speciaal voor ons wat zout uit
het plafond te boren. Dit is werkelijk het hoogtepunt van
de trip. Iedereen verzamelt de stukjes zout, die er uitzien
als versteend ijs , buitengewoon helder en half doorzichtig,
en we aanvaarden de terugreis. Bedankt voor de rondleiding
meneer. In Remolinos besluiten we nog even de Goya-schilderingen
te gaan bekijken in het kerkje. Daar wachten 12 oude vrouwtjes
en de pastoor beleefd totdat we uitgestaard zijn om dan
de mis weer te vervolgen.
Terug in het kroegje van David blijkt dat José daar
is blijven hangen en zijn tijd niet verdaan heeft. Hij
moet geld van Gines lenen om de rekening te betalen. José staat
zeer wankel op zijn benen. Pedro is beleefd ;
“
Je hebt te weinig gegeten...”
”
Ik heb wel wat gegeten maar het was niet genoeg “ zegt
José met veelbetekenende blik.
“
Maar wat dan ?” vraagt Pedro.
“
Transmission Wan” zegt José.
We lopen naar de feestzaal. Die is immens groot, met een
podiumpje dat in de achtermuur zit geplakt. Volgens Dick
lijkt het op een Boliviaanse danszaal. In het midden van
de ruimte staat een tafeltennistafel met 8 witte tuinstoelen.
Verder is alles leeg.
dadle la mano
y se lleva la camisa
a la una, a la dos, a la misa
que el oso se purge en la caridad
soy cura sin carajo penis
penetradora
que pena
empenado penitente a mujeres
con sin
y sin con
zaterdag 10 oktober 1998
Ik begin er enigzins van doordrongen te raken dat er feesten
aan de gang zijn in Zaragoza. Iets katholieks dat de hele
week duurt. En feesten betekent herrie maken. Drumbands
met schelle trompetten doorkruisen de stad, al vanaf zes
uur in de ochtend (of zijn ze dan nog steeds actief ?).
Er zijn carnavalsoptochten met decoratie-wagens van verschillende
gezindte. Het grappigst is de wagen van de plaatselijke
(?) gay-nightclub, met travestieten en relnichten. Is dìt
een katholiek feest ? En dan zijn er de reuzen. De reuzen
lopen iedere dag een andere route door de stad. Het zijn
verklede mensen met enorme kartonnen (?) koppen . Ze rennen
de hele tijd en zijn omringd door kinderscharen die hen
voortdurend uitschelden. Zo nu en dan (waarschijnlijk bij
de meest kleurrijke beledigingen) concentreert een reus
zich op een bepaald kind en achtervolgt het. Als het kind
zo ongelukkig is om gevangen te worden, krijgt het er flink
van langs met een stokje dat een stukje touw aan het uiteinde
heeft. Dan loopt de hele bende weer verder. Het is een
prachtig gezicht, honderden kinderen ,sommigen angstig,
anderen brutaal, met tussen hen in een tiental grote koppen,
hardlopend door de straten van Zaragoza.
s’Ochtends gaan we naar Remolinos om te soundchecken.
Er is niemand in de feestzaal. We moeten het met bij elkaar
gescharrelde spullen doen. Het opbouwen duurt lang. Dick
moet terug naar Zaragoza voor een interview met vrienden
van Pedro. Haroen vindt het risico om de spullen alleen
te laten te groot. Haroen en Mari blijven in Remolinos
en Dick, Mia en ik gaan naar Zaragoza. We wachten op de
vrienden van Pedro die niet komen. het is inmiddels avond
geworden. we besluiten naar het grote plein te gaan omdat
daar de performance plaatsvind van de dansgroep die ons
te gast heeft. Uit beleefdheid en nieuwsgierigheid moet
je dan wel even gaan kijken. Het is erg druk, ook wegens
andere festiviteiten. We gaan op een bankje zitten aan
een van de vijvers die daar in een vlaag van postmoderne
wormstekigheid zijn neergeplemd,tesamen met een vierkantige
waterval-fontein, schuin tegenover de kathedraal. We zien
onze ‘vriend’ Alfredo (de beheerder van de
ruimte waar we slapen) paniekerig heen en weer rennen,
in de weer met artikelen als het licht, het rookkanon en
de geluidsinstallatie.
Dan is er muziek. Keihard schelt er een artistiekerige
techno-bombast over het oeroude plein. Op het balkon van
het gebouw tegenover ons staan drie nonnen te kijken. Het
duurt echter nog een half uur voor de ‘dans’ begint.
Een blonde danseres in tenterig gewaad betreed de ondiepe
vijver. Het water komt tot haar knieën. Het rookkanon
paft wat astmatische wolkjes uit die meteen verwaaien in
de stevige wind. Als een bedlegerige walküre die in
een bescheiden zondvloed een pispot zoekt maakt het schepsel
wat amechtige bewegingen die op een diep en goed bedoeld
gevoelsleven duiden. Ze lijkt op een door Christo ingepakte
kleurenteevee met bewegingsmodule. De tweede danseres komt
vervolgens op. Kleurenteevee exit, naar de voetenwarmers.
De nieuwe doet iets met een stoel. Ze heeft sexy kousjes
aan maar we zitten te ver weg om er echt van te kunnen
genieten.
Het schouwspel is nog maar net begonnen maar we houden
het voor gezien. We moeten naar Remolinos om voor een uitzinnige
menigte ons ding te doen. Daar aangekomen blijkt er niemand
te zijn, behalve de inmiddels uitgehongerde Haroen en Mari.
Een uurtje later is David er, met de soep. Omdat er een
heel contingent vrienden van Pedro zou komen , en ook het
dansgroepje aangekondigt heeft met z’n twintigen
langs te wippen heeft David een megavette maaltijdsoep
bereid voor een persoon of veertig.
Even later zitten we met z’n tienen op tuinstoelen
en gehurkt om de soep en eten direct uit de pan met lepels
en stukken brood. behalve de 5 IBW-ers zijn er ook nog
Pedro, David, en diens (?) 3 vrouwen aanwezig.
“
Conejo “ proef ik.
Mia heeft gedurende de dag flink zitten pimpelen en kan
de snelheid van alles wat er gebeurt niet meer zo aan.
Ergens in haar arme hoofd heeft zich het idee geënt
dat de soep op moet zodat ze met een wanhopige ijver haar
kant van de vijver probeert leeg te lepelen.
Dan is het tijd voor het optreden. Het publiek schuift
de tuinstoelen richting het podium. Er komt nog iemand
binnen. De spanning stijgt.
Leden van het IBW tijdens deze trip ; Dick, Haroen, Mari,
Lukas en Mia.
Spaanse texten ; Dick Verdult
13 t/m 23 januari 1999;
Samen met Dick & Haroen, de voormanne van 't Instituut
Voor
Betaalbare waanzin organiseerde ik het volgende toertje.
Bij de
repetities, een dag voor het vertrek werd m'n bus gejat.
Maar we
ginge tog! In een huurding. En later werd er een benefiet
georganiseerd -bij wijze van surprise party- waarbij 't
IBW ook
present was. Dus zo slecht was 't nou ook weer niet, dat
bus jatten.
Alleen jammer dat al 't oude gereedschap van m'n vader
forever pleite
is.
dit is wat 't IBW er van heeft onthouden (gejat van hun
website);
Eerste Italo-Slovenica Austriakoff tournee. Tournee met
gasten. Van
Psychiatrische Inrichting in Trieste, via Slaapkamer in
Krsko,
Metalkova Popcentrum Ljubljana, via ESC Graz en de ORF
Kunstradio in
Wenen.
9 Performances in verschillende steden en 4 uur radio-uitzendingen,
naast de Real Audio op X-change. Tenslotte 1 uur Nationale
Oostenrijkse prestigieuse KUNSTRADIO. Bezegeling van erkenning
in
Oostenrijk na Documenta Kassel en Ars Electronica Linz.
Op het
journaal van Nationale televisie van Slovenie.
Ter aanvulling kan ik nog zeggen dat de volledig crew
uit Dick,
haroen, Bedwyr, Krijn en ondergetekende bestond.
14 01 99 Psychiatrisch ziekenhuis Fragole, Trieste (Italie)
15 01 99 Cultureel Centrum, Krsko (slovenie)
16 01 99 Cultureel Centrum,Crnomelj (slovenie)
19 01 99 Metalkova Popcentrum, ,Ljubljana (slovenie)
20 01 99 Cultureel Centrum, Maribor (slovenie)
21 01 99 Kunstenaars Initiatief ESC, Graz, (Oostenrijk)
22 01 99 ORF-KUNSTRADIO, Wenen.
22 01 99 EKH, Wenen (Oostenrijk)
|