Lijkschouwing
‘Lijkschouwing’ was een poging tot samensmelting
van vrije improvisatie, performance, literatuur en conductie.
In samenwerking met het IBW (voor het beats & performance
gedeelte), De RIP (voor het kannonnenvlees en de vrije
impro), opgevoerd in Dodorama, Rotterdam, in 1998.
RIP PROJECT
met Lukas Simonis -componist/conducteur
en Het Instituut Voor Betaalbare Waanzin -beats & special
effects
naam van het project :
lijkschouwing
Idee : het gemummificeerde lijk van de vrije improvisatie
weer tot leven wekken en aanzetten tot repetitief commentaar
over zaken en dingen die het schepsel tijdens zijn leven
nooit onder woorden gebracht zou hebben. Uit louter sadisme
injecteren we het ook nog met een overdosis aan elektronische
beats en geluiden zonder enige mogelijkheid tot ontsnapping.
Maar wie al dood was hoeft niet nogmaals te sterven. In
het derde deel van dit hartroerende doch tormenterende
epos zal blijken hoe niet. Behalve een gezonde portie leedvermaak
blijkt dan ook het mededogen van de makers.
Vorm : Het stuk bestaat uit de drie
delen ;
1. Ieder Zijn Eigen Rekverband
2. Malende Kaken
3. Sukerbieten voor de kop
We houden ons aan een klassieke ontwikkeling ; Introductie/Intrige/climax
met (goede?)afloop.
De handelingen zijn voornamelijk muzikaal. Van de medewerkende
RIP leden worden hoogstens wat stijve pasjes verwacht plus
wat er aan playback-gebaren in huis is. Voorwaarde tot
deelname is wel dat iedereen bereid moet zijn zich als
mummy uit te dossen.
Muzikaal wordt ieder RIP-lid geacht wat simpele (geschreven)
noten te spelen, een aantal geleide improvisaties te spelen
over de snoeiharde beats van het instituut plus een verbale
playback improvisatie over gestuurde text-samples.
1. IEDER Z’N EIGEN REKVERBAND
Het stuk bestaat uit drie gedeeltes.
De hieronder gegeven regels gelden voor het hele stuk.
Ieder gedeelte
heeft
een ander ‘onderwerp’, dwz. uitgangspunt van
improviseren. Als intro en overgangen zijn er een aantal
vaste gedeeltes die iedereen (voor zover aangegeven) moet
spelen.
REGELS ;
-ER ZIJN DRIE GROEPEN
-IEDERE GROEP OPEREERT ALS EENHEID
-SOLISTEN WORDEN EVENTUEEL AANGEWEZEN (SOLO = KRUIS-CUE)
-JE BLIJFT HET STUK SPELEN TOT JE ER GENOEG VAN HEBT OF
DE DIRIGENT DE CUE GEEFT NAAR HET VOLGENDE STUK. EENMAAL
GESTOPT, MAG JE NIET HERBEGINNEN VOORDAT ER EEN NIEUWE
CUE IS GEGEVEN.
bijkomend gegeven ; de slogans.
MENSEN KUNNEN OP EIGEN INITIATIEF EEN SLOGAN PAKKEN EN
DIE VOORDRAGEN. HET KAN OOK ZIJN DAT DE DIRIGENT IEMAND
EEN SLOGAN GEEFT. ALS IEMAND UIT EEN GROEP EEN SLOGAN HEEFT,
HOUDT IEDEREEN EVEN OP MET SPELEN EN GAAT NA HET UITSPREKEN
VAN DE SLOGAN WEER DOOR MET HETZELFDE.
structuur ;
DEEL 1-ritme 1(iedereen pakt een toon en speelt het ritme)
SOLO1-de solisten bespelen hun instrumenten voor het eerst
ritme 1-SOLO 2 idem
cue’s
DEEL 2 -melodie-(blazers)
-herkenningsmelodie (de gitaar en toetsen spelen de aangegeven
akkoorden(beginnen het eerst op cue ; ‘EM’,
de blazer op cue ‘melodie’)
ambient (zang begint)-etno-repetitief
(evt. naar :contrapunt/oorlog)
DEEL 3 - ritme 2 (toetsen), tegelijk met ritme 3 (de rest)
genre impro
fake impro
lichaamstaal impro
Bas op synth geeft de ‘moeder’-noot
de rest is echo (dus wegstervend)
sample (iedereen kiest een eigen herhalend geluidje en
speelt dat zo regelmatig mogelijk door tot de eindcue)
2. malende kaken
-in drie gedeeltes-
over tekst en begeleiding
a -kernzinnen
keyboard groep speelt drone in zoveel mogelijk e’s.
blazers groep blaast lucht en een spaarzame flageolet.
Texten met de tape mee, als schooldiktee.
b -verhalend (theatraal)
begint met trillers (op cue) van blazers. het eerste gedeelte
vrouwelijk ‘sprechgesang’, het tweede gedeelte ‘hollandsche
hoorspelcultuur anno 1953’ (mannelijk). begeleiding
op cue -genre-impro. zacht.
c -repetitief/vrije improvisatie (irritant)
toetsen spelen minimal motiefje. blazers en gitaar spelen ‘drollen
en hopen’ op gebaren-cue’s.
GENRE IMPRO
12.JAZZ
13.LANGE TONEN
14.KLASSIEK
15.AMBIENT
16.VIRTUOOS
17.OORLOG
18.ETNO
19.DISSONANT
20.LULLIG
21.SCHOOLS
WIJ WILLEN NIETS MEEMAKEN
ORGANISEER HET TOEVAL
GEISTLICHE BILDUNG DURCH
KLANGE
ZIJN IS WETEN
KRACHT IS ZWAKTE
NOOD IS DEUGD
ONZEKERHEID GEEFT VLEUGELS
VEGETATIE ???
DE BOOT IS AAN
HALLO HIER BEN IK
HOOP DOET SCHIJTEN
IK WEET HET OOK NIET
VERBERG IETS
3. Sukerbieten voor de kop
a.
KERNZINNEN
(DIKTEE)
De trieste troep in ogenschouw nemen
De treurige trut te kakken zetten
De talende teef de tering trappen
De keurige kruk het zeevat uitlikken
Die lieve leuter laveloos laserbeamen
Het andere alles ook automatiseren
Het malende malt zo mals mogelijk maken
De grove grutter greep onbeheerst naast het goede gegeven
Het liever lee lookte onvervroord tot fuik-frunniken
Maalt U met meel ? melkte de magere matenmarkeerder.
b.
VERHALEND
De wandelende wachter ontmoette een wachtende wandelaar.
‘
Waar wacht u op ?’ vroeg de wandelende wachter.
‘
Ik wacht op de herrijzenis van de vrije improvisatie muziek’ sprak
de wachtende wandelaar, ‘ en waar wandelt u heen
?’
‘ Ik wandel naar de begrafenis van de dodekafonie’
‘ Maar wat moet er van vrije improvisatie worden als de dodekafonie
dood is ?’
‘ Misschien wel vrije improvisatie met een melodie ?!’
‘ Maar wat is er vrij aan het spelen van een melodie ?”
‘
Als de dodekafonie dood is zult u wel verplicht zijn, melodieën
te spelen, maar vermits u dit vrijwillig doet kan er toch
sprake zijn van vrije improvisatie !’
Dit moest de wachtende wandelaar even verwerken.
‘ Maar nu het tijdperk van de contrapunt afloopt lijkt niets
meer zeker...’
‘
En tegelijkertijd kan alles alleen nog maar tegelijkertijd
en in dezelfde toon ‘ zei de wandelende wachter, ‘ ik
zag gisteren de harmonieleer ook al voor apegapen in de
goot liggen ‘.
‘ We moeten ons verenigen...laten we klusters vormen !”
‘ Ja ! ...klusters...laten we klusters vormen !’
Een oude rot botste met een jonge hond.
‘ Kijk uit eikel, je speelt alles dicht. ‘
‘ Ik speel misschien alles dicht maar jij laat alles zo open
dat het lijkt alsof je voor iedere noot een joet moet betalen ‘
‘ Ik ken de waarde van noten, dat is waar maar die valt niet
in geldelijke middelen uit te drukken. Jij speelt alsof
je een rijke pa hebt die overal wel garant voor staat.
Voor jou heeft kwantiteit geen enkele betekenis...’
‘
Meer betekenis dan voor jou het begrip ‘zelfonderzoek’.
Het lijkt wel of je sinds jaar en dag dezelfde frutsels
speelt’.
‘
Zo klinkt het voor jou ongeoefende oren ja, maar de mensen
die mijn ontwikkeling gevolgd hebben weten dat er van een ‘verdieping’ sprake
is...’
‘ Verdieping...laat me niet lachen...de dertiende zeker...
Verdieping van wat ? Van een hol vat, een bodemloze put
?!’
‘
Je denkt dat je alles zo goed weet en iedereen even de
waarheid kan zeggen maar je bent slechts een macho egotrippertje
met meer spierballen dan hersenen...binnen drie jaar ben
je opgebrand en speel je alleen nog maar in schnabbelorkestjes
omdat je zogenaamd je ‘vrije’ periode ‘wel
gehad hebt’ terwijl in werkelijkheid de honden geen
brood meer van je lusten. Ik heb gastjes als jij zien komen
en gaan...no big deal “.
‘
Misschien is dat niet eens zo’n vervelend vooruitzicht...stel
je voor dat ik de rest van mijn leven met arrogante kunstluizen
als jij opgescheept moet zitten. Lui als jij spelen dit
soort muziek alleen maar omdat als het ‘experimenteel’ is
niemand durft te zeggen wat een slechte muzikanten jullie
eigenlijk zijn’.
‘
En lui als jij denken dat als je goede rapportcijfers op
het conservatorium hebt gekregen voor het naspelen -noot
voor noot- van de solo’s van Charlie Parker, je ook
maar meteen een goede muzikant bent...’.
‘
Ik heb nooit op het conservatorium gezeten ‘.
‘
Zie je wel, dat bedoel ik nou...’.
‘ Wat ?’
‘
Ik heb nog nooit van mijn leven één experimentele
noot gespeeld !’
Vrije improvisatie is ;
- een kakafonie van klanken
- een noot.
(etc.)
|