der tante van charlie
empathie baart kunst
de brede kuch
de extase fanfare
fake

‘De Brede Kuch’ is de titel van de eerste ‘verhalen’bundel van Johan Mackiko. Johan wilde geen inleiding van iedereen behalve zichzelf. Dat gaat alsvolgt;

Er is niks geen waarheid. Je strompelt wat en struikelt over dingen. Ben je er eenmaal over gestruikeld dan heb je ‘verstand van zaken’ (je weet dat je op je bek gaat als je er doorheen probeert te lopen). Hoe Breed is een kuch en waarom. Je lichaam is een tempel. Halleluja. Een tempel van doem is ’t zeker. Er zit geen lijn in je leven. Concentratie is zelfverloochening. Je laat een papiertje op straat vallen en denkt “wat zal er met dit papiertje gebeuren”. Materiaal genoeg voor een nieuwe AFT. Dat geeft je een superieur gevoel. Mijn ultrakorte schijtstukkies zijn dieper, beter, doordringender en fataler dan al die moddervette AFT’s, die bovendien een enorme graai van je concentratie en tijdsportemonnaie vergen. Ik geloof heilig in de nietszeggendheid van het gebaar (groot of klein maakt nie uit). Vandaar dat ik jullie deze handreiking doe. Niets intellektueels, geen grappigheid of een hart onder de riem. Er staat ook niet met vette letters “DIT IS HEEL INTERESSANT’ opgeschreven, niets van dit al. Wat de goede sint jullie geeft is wat jullie verdienen, een blik in de keuken van het oneindige niets. Met slagroom.

 

1. de nodige kwaliteitseisen

Pietje sloeg op Harmen z’n kop met een goedkope klauwhamer, zo eentje uit de twee eurobak. Koopje ! Harmen schopte Pietje tegen z’n ballen met dat maakte weinig indruk (goedkope schoenen, van die nep-Nikes). Toen pakte Harmen zijn koffieservies uit de kast en brak het in een geweldige klap op Pietjes rug. Pietje blikte of bloosde niet, ‘met die goedkope Xentos troep krijg je mij niet klein !’ riep hij triomfantelijk terwijl hij een degelijk IKEA bijzettafeltje pakte en het tegen Harmen’ schenen gooide. Oei ! dat deed pijn dacht Harmen maar hij verbeet z’n tranen en dacht aan voetballers met lange namen ; “Edwin Van Olde Riekerink, Jan Vennegoor of Hesselink, Mendes da Silva, maar hoe heette die van z’n voornaam ?, Eduardo of zoiets, nee...’
Op dat moment verstoorde Pietje deze gedachtengang omdat hij Harmen de hersenen in begon te slaan met een bloemenvaas van Leenbakker terwijl hij bij iedere klap een eenletterig woord sprak ;
‘ Bot ! Hesp ! Slot ! Kras ! School ! Vos ! Sleur ! Aerts ! Hofs ! Knol ! ‘ Op dat moment was het schedeldak wel door en kreeg Pietje een doorkijkje naar de schamele hersenen die Harmen bezat.
‘Niet erg grijs, die cellen’ mompelde Pietje terwijl hij de koffie inschonk, ‘geef mij maar Kanis en Gunnik, dat is perfecte koffie voor de doelgroep waar ik toe behoor, lui zonder pretentie maar met genoeg geld in de zak om kwaliteit te eisen...’


2. de slaap

Er waren hoegenaamd geen redenen voor. Ze was niet gevallen, ze was niet ziek of ongezond, ze was gewoon ingeslapen en er nooit meer uitgekomen. Ze was drie maanden zwanger toen ze in het coma raakte.
Het kind kwam zes maanden later gezond ter wereld.
Vincent , de echtgenoot, verzorgde het kind zo goed hij kon. En hij deed zeker geen slecht werk. Maar na een jaar of twee was het duidelijk dat de kleine een broertje of zusje nodig had. Dus klom Vincent op de nog altijd comateuze Monica en probeerde haar te bezwangeren. Voor alle zekerheid besteeg hij haar een maand lang twee maal daags. En zijn pogingen hadden succes. De kleine kreeg een zusje. En omdat hij de smaak nu goed te pakken had besteeg en bezwangerde Vincent Monica nogmaals. (Voor alle zekerheid ging hij net zolang door met bevruchten tot een dikker wordende buik het succes van zijn pogingen illustreerde).
En een jaar later deed hij het nogmaals. En nog een jaar later deed hij het nogmaals. En omdat Monicas niet klaagde deed hij het nogmaals, een half jaar na de laatste zwangerschap.
Na zeven jaar en zes kinderen was de lol er af voor Vincent.
Monica werd er niet aantrekkelijker op na al dat kinderen baren, en eerlijk is eerlijk, veel lichaamsbeweging hield ze er ook niet op na, een enkele stuip of oprisping uitgezonderd. Ze lag daar maar aan haar infuus. Zei nooit nee maar ook nooit ja.
Het was alsof je het met een waterbed deed sprak hij verbitterd tot zichzelf

Op dat moment nam hij de beslissing die hun beider levens voorgoed en ingrijpend zou veranderen.


3. een gebit zonder einde

Op die dag ging werkelijk alles mis. Ik verloor mijn portefeuille met daarin de paspoorten van al mijn reisgenoten (ze werden eerder teruggebracht -door een of andere sukkel- dan dat ik ze gemist had), ik verloor mijn rijbewijs een half uur (of waren het 40 minuten) later (en dat bracht ie niet terug), en de meest ingrijpende mutatie op mijn dagindeling was wel de enorme smak die ik op de Willemsbrug maakte. Op een of andere wijze blokkeerde het voorwiel van mijn fiets en ik surfde een meter of twee over het asfalt met mijn gezicht. Dat kostte me mijn hele bovengebit en twee weken lang liep ik met enorme korsten op mijn gezicht.
Bij de optredens die we in die tijd deden (we gingen de volgende dag op tour, een klein uitstel omdat mijn bus net een dag eerder was gejat) was mijn verminkte uiterlijk niet zo’n probleem, het gaf onze moeizame muziek een theatraal cachet. Alleen het socialiseren na afloop ging wat moeilijker.
Die tanden die weg waren, zorgden natuurlijk wel voor de nodige spanningen.


4. een grafdelver’s eer

Berend de grafdelver loopt luidkeels in zichzelf te praten. Tenminste ,dat zou je denken als er niet door een alwetende verteller het volgende gezegd zou zijn ;
Alwetende verteller ; Berend praat eigenlijk tegen alle mensen die hij ooit begraven heeft, maar omdat die dood zijn en derhalve onhoorbaar terugpraten, of helemaal niets terugzeggen omdat ze het te druk met hun volgende levens hebben, lijkt het voor de oningelichte buitenstaander alsof Berend in zichzelf praat, maar nogmaals, dat is slechts schijn.


5. een lijmpoging wagen

De gebroeders Salomon trapten gezamelijk het oorspuitje kapot.
‘ Dat komt er nou van !’ sprak Tim, de oudste.
‘ Ik ruk je kloten eraf !’ zei Haman.
‘ Ik teer op leedvermaak !’ zei Tim.
Dat deed Haman verstarren. Langzaam draaide hij zich om en keek Tim doordringend in de ogen.
‘ Als je dat nog een keer zegt dan verscheur ik een papiertje !’
‘Neen !’, Tim schreeuwde het uit, ’driewerf Neen !!!, dat kan je niet doen ! Ocharme, och wanhopige, hierrrrrr zeg ik, hierrrrrr met dat papiertje ! Neen !!!’
Maar Haman had het papiertje reeds verscheurd. Tim huilde tranen met tuiten, hij scheurde zijn klederen, deed een boetekleed aan, strooide as op zijn hoofd (waardoor hij hard moest niesen) en liep luid en bitter schreiend de stad door.

Op een dag kwam Haman bij Tim op bezoek.
‘Hier, ik heb geprobeerd het papiertje te lijmen’ sprak hij de ongelukkige toe.

‘Misschien kom j’er van af met een voordewaardelijke straf’ rijmde Tim. Er ging een tram door de bocht. Iemand schoot een kanon af. Dicht, heel dicht bij zijn linkeroor. Een fractie van een moment wankelde hij. Toen herpakte hij zich.

Het uitzicht is weer prima.


6. een sappig kutje

De meneer had een fel oranje pak an, en onder zijn pet kwamen pijpekrullen vandaan die met een beetje positieve instelling als dreadlocks door het leven konden. Het vermoeden was zwaar dat er op de schedel onder de pet niets dan glimmende kaalheid bestond, maar dit werd door niets bevestigd.
Hij stak van wal ; “...Het gaat zoals het gaat.Al die jonge knullen die op hun gitaren staan te raggen alsof het ergens om gaat. Ja, het gaat natuurlijk wel ergens om, het gaat om sex. Maar er is verder echt helemaal niets, al denken ze van wel. Onder diepgang worden toespelingen op het neuken van de eigen moeder verstaan. Tis natuurlijk weer eens wat anders...mother, i want to... aaaaawwwwhhhhhhhhggg. Enzo. Vader moet dan wel eerst dood, weer een bewijs dat al die adolescenten alles altijd veel te serieus nemen. ..hij is waarschijnlijk gewoon blij dat ie een keer de krant kan lezen zonder al dat gezeur aan z’n kop. Ga je gang jongen...be my guest. Dan stort ik me wel op een zeventienjarige. Dat moet dan ook mogen...”
Op dat moment kwam er een stapel bladeren in zicht en met een vervaarlijk gebrom sloeg zijn helse machine aan en begon ze met veel misbaar en gedoe een stukje verder te blazen, alwaar ze vervolgens ongemoeid bleven. Hij zag het mij denken.
“Zonder dit ding krijgen ze mij de straat niet meer op m’neer...je gaat toch niet voor lul lopen met zo’n bezempie en een blik...een straatveger heb ook z’n trots”.


7. gevelreiniging

Er werd aangebeld. Juffrouw Koster deed open.
“ Ik ben van de gevelreiniging.” zei de man.
Gedwee liet Juffrouw Koster haar opgeblazen bloemetjesjurk op haar enkels zakken. Daaronder bevond zich een beige korset-achtig suspensoir.
“ Begint U maar “ sprak ze tot de man van de gevelreiniging terwijl ze haar ogen strak gesloten hield.
“ Nee, eerst binnenlaten...” zei de man(van de gevelreiniging).
“ Dat kan ik niet bekostigen...” zei Juffrouw Koster, “ komt u maar na de kerstdagen terug...”
Nu verloor de man van de gevelreiniging zijn geduld ,en bovendien zijn goede humeur.
“Denkt U dat ik niets beters te doen hebt dan bij de mensen aanbellen om na de kerst pas toegelaten te mogen worden ? Ik ben het zat !”
Juffrouw Koster sloot pardoes de deur voor de neus van de man van de gevelreiniging. Ze haalde haar jurk weer op en sloop door de gang met de immer doortikkende klok naar de achterkamer waar Juffrouw Van Bij zat te breien.
“Wie was dat ?” vroeg Juffrouw Van Bij. Daarbij krabte ze zich aan haar dij.


8. het leven is een molensteen

“ Het leven is een molensteen,
je hebt er een
of hebt er geen
je zwaait hem zwierig om je nek
en zoekt dan de beste plek
om in ‘t diep te springen
terwijl wij allen zingen;

Het leven is een molensteen,
je hebt er een
of hebt er geen
je springt met graagte in ‘t diep
verlaat de rondgang met een piep
van gierende autobanden
die je levensvonk doet stranden...”

Op dit onderdeel van het lied gekomen liet de dikke man altijd een soort scheet die hij liet volgen door hoogpolig gesnik. De begeleider, gewend als hij was aan dit vaste onderdeel van de performance, pingelde een muzikaal intermezzo met veel arpeggio’s, om de dikke weer tot zichzelf te laten komen, maar ook omdat hij arpeggio’s leuk en belangrijk vond om te spelen.”Wat is muziek nu eigenlijk ?”, was zijn stokpaardje, “gewoon een stel goed achter elkaar geplaatste arpeggio’s, dát is muziek nu eigenlijk !”

De dikke man liet hem op dit onderdeel altijd maar praten. Hij was niet zo’n communicantje, grapte hij altijd over zichzelf. Als hij maar zijn liedjes vol doodsdrift en schranspartijen kon zingen, en bovendien genoeg te eten en te drinken had.
“ Wat is nu eigenlijk identiteit ? “, vroeg hij zich wel eens af. “Identiteit , dat is genoeg te eten en te drinken hebben, en dat ze je met rust laten, dát is identiteit.”


9. IK BEN EEN HOOFDLETTER IN DE DUITSE TAAL

Zo sprak tot mij een grijsaard met een lange baard die aan de punten wat rafelig werd. ik wist niets te antwoorden en bleef hem welwillend aankijken, in de hoop dat er een verduidelijking zou volgen. Veel gekke mensen vinden het vanzelfsprekend dat je al hun gekkigheid begrijpt, en op al hun wazige zinnen een passend antwoord weet. Toch geef ik iedereen het voordeel van de twijfel, want het is niet uitgesloten dat ze niet gek zijn en het echt ergens over willen hebben. Niet dat ik het echt ergens over wil hebben, maar dat weten zij niet en om hun gevoelens te sparen probeer ik altijd een vorm van een poging tot communicatie te suggereren.
Maar de rafelige lange man met zijn oude baard besloot te zwijgen en terwijl ik besloot niet te spreken stonden we zo enige uren -of waren het seconden ?- tegenover elkaar.
“ U bedoelt zeker dat U steeds aan het begin van een zelfstandig naamwoord komt...” sprak ik tenslotte, “...en...” maar verder ging mijn interpretatie niet.
Toen dacht ik ; iets met krullen, hij bedoelt iets met krullen en zijn rafelige baard ofzo, maar ik zei niets want ik wist niet hoe ik dat gevoel onder woorden moest brengen.
De ouwe lachte een beetje onbetamelijk en achterbaks in zijn vuistje, u weet wel, zonder mij recht in de ogen te kijken of mijn aanwezigheid ook maar een klein beetje te bevestigen en bleef zwijgen, maar keerde zich ook niet echt van mij af.
“ Ik begrijp het al “ hoorde ik mijn stem zeggen, “ U bent een Twijfelgeval”.
“ Met een Z !” zei hij eindelijk iets, “het is in de Duitse taal “.


10. in het park

Help ! ik wordt aangevallen door duiven! oh nee, ze vliegen voorbij...Help ! als de mensen me zo zien dan schaam ik me dood. Maar misschien zien ze me al zo en laten ze niets merken. O help ! die ene eend kijkt zo raar naar me ! (oh nee toch niet, maar het had gekund). O help ! als al die mensen me zo zien, en niet laten merken dat ze me zo zien, maar me wel zo zien, hoe kan ik dan weten of ik me moet schamen, o help ! ik verkeer in onzekerheid, voor alle zekerheid kan ik me maar beter schamen, maar dan schaam ik me wellicht tegen beter weten in. O help ! al die vliegen die daar vliegen, misschien vallen ze me straks wel aan. oh nee toch niet.


11. je lul smaakt naar stront

- Getver wat is dat nou ?
- ik heb een beetje onregelmatig gegeten de laatste tijd...drukdrukdruk.
- toch geen indiaas hoop ik ?
- ach dat is alweer drie dagen geleden
- ik geloof nochthans dat het nog steeds de dominante partij is in de staalkaart aan smaken die me nu te binnen schieten...
- ik hoop dat we in ieder geval de lijn van vorig jaar door kunnen trekken..
- ik doe mijn best maar ik kan geen wonderen verrichten, zeker niet onder deze omstandigheden...
- je overdrijft...
- ik ben realistisch, voor zover je dat overdrijven kan noemen...